Info

Next by author
Next in list
List
Previous in list
Previous by author

"Park"
By: Anonymous

"Maar?"
Maar je wilt weten waarom ik gevraagd hebt om met 
me te praten?
"Ja!"
Heb je nog gedroomd over mijn Hint?
"Nee, ik heb niet gedroomd over je hint. Ik heb 
wel een antwoord op je vraag. De reden dat ik jou 
nooit mee uit vraag is omdat ik denk dat jij meer
voor mij voelt dan vriendschap en ik wil je geen 
hoop geven dat ik dat ook voor jou voel.
Zo wilde ik het precies zeggen. Alleen heb ik er 
dagen over nagedacht welke zin te gebruiken.
Oh ja? Ik weet niet. Ik voel gewoon niks voor jou. 
Ik weet niet hoe het komt, maar op de een of 
andere manier vinden veel jongens mij leuk."

Er valt een stilte. Wat moet ik hier nu mee? Is 
dit soms haar wekelijkse toespraak tegen alweer 
zo'n jongen die haar leuk vindt. Het lijkt haat 
gemakkelijk af te gaan. 

"Er zijn meer jongens die mij leuk vinden, dan 
dat ik jongens leuk vinden."

Alweer valt er een stilte. Eigenlijk wil ik aan 
haar vragen wat ze nu probeert te bereiken. 
Probeert ze nu de rollen om te draaien en te 
zeggen dat zij zo zielig is? Dat het niet 
meevalt om door zoveel jongens geliefd te zijn? 
Dit was niet zomaar liefde. Al meer een half 
jaar spoot de adrenaline door mijn lijf bij het 
denken aan haar. En het voelde goed, en het 
gebeurde vaak. Nu deed het pijn. Zwijgend lopen 
we verder door het park. Het pad is voor de 
helft bekleed met bruine bladeren. Het 
treinspoortje, bedoeld om treintjes over te 
laten rijden waarin kleine kinderen met hun 
ouders zitten, is bijna niet meer te zien. 
Overal om ons heen lopen kippen vrij rond. De 
meeste hebben een tak in een boom opgezocht om 
zich klaar te maken voor de nacht. Voor ons 
loopt een kip voorbij. Deze heeft ineens een 
hele goede reden om tegenaan getrapt te worden. 

"Wat jij nu verder moet doen weet ik ook niet."
Maar je gaat maar niet weg.
"Niet weg? Oh, uit je gedachten. Matthijs is 
het ook gelukt."

Oh, dus Matthijs was ook het slachtoffer 
geweest. Die naam had ik al een aantal keren 
langs horen komen. Net zoals een heleboel 
andere jongensnamen. Veel te veel jongensnamen. 
Haar vergeten? Dat zag ik niet gebeuren. Al 
eerder waren er meisjes waar ik verliefd op 
werd. Maar dat was na een tijdje wel over. Als 
ze mij niet leuk vonden, maakte dat niet uit. 
Er waren nog genoeg andere meisjes. Maar bij 
haar was het anders. Dit was niet verliefd 
zijn; dit was houden van. Nooit wilde ik 
trouwen, nooit wilde ik kinderen krijgen. Met 
haar scheen het allemaal te kloppen. Nee, haar 
vergeten kon ik niet.

Weer kruist een spoor het pad. Ik denk weer 
terug aan wat ze net zei. Hoe langer ik erover 
nadenk, hoe gemener het klinkt. Nog nooit had 
een meisje tegen mij gezegd dat ze me leuk 
vond, nog nooit had een meisje mij mee 
uitgevraagd.

Drie maanden geleden had ik haar mee 
uitgevraagd. Ze zei ja. Een paar dagen voor de 
afspraak belde ik haar op om een tijd af te 
spreken, maar ze kon niet want ze had wat 
anders. Zo belangrijk vond ze het dus niet. We 
maakten een andere afspraak voor twee weken 
later.

In de tussentijd bereidde ik me helemaal voor 
op de avond. Ik liep heel Amsterdam af op zoek 
naar een kadootje. Het kostte me een hele dag, 
maar uiteindelijk vond ik het. Tijdens het 
zoeken, keek ik naar gelegenheden om uit te 
gaan. De dagen erna kocht ik nieuwe kleren, 
nieuwe schoenen en keek naar meer 
uitgaansgelegenheden. Ik vond een theater 
waar ook gegeten kon worden en maakte een 
reservering. De dagen erna vlogen voorbij. Ik 
vroeg me af hoeveel adrenaline een 
mensenlichaam kon bevatten.

Eindelijk was de dag zover. Ruim van te voren 
nam ik de trein naar Amsterdam en haalde de 
kaartjes op bij het theater. Ik liep terug 
naar het station waar we hadden afgesproken. 
Tien minuten voor de afgesproken tijd liep ik 
de hal binnen waar ik haar al zag staan. Een 
glimlach verscheen op mijn gezicht. Ik liep 
op haar af en naarmate ik dichterbij kwam, 
zag ik dat zij zich niet had voorbereid zoals 
ik. Haar schoenen zaten onder de modder, haar 
haren in een staart. Ze zag me en deed haar 
koptelefoon uit haar oren. Ik begroette haar 
en gaf het kadootje. Ze keek niet verrast of 
blij, maar meer alsof ze dit had vermoed en 
liever niet wilde dat het zou gebeuren. Toch 
bedankte ze me. De blijdschap verdween en 
terwijl we de hal uitliepen, kreeg ik het 
gevoel dat het voor haar anders was dan voor 
mij. Ze begon te praten over wat ze die dag 
had gedaan. Ze had de hele dag gefietst met 
een vriendin en kwam er net vandaan. Alsof 
dit even een tussendoortje was. Na een tijdje 
zette ik het over me heen en begon met haar 
te praten. De rest van de avond was erg 
gezellig en er viel geen moment stilte. Alles 
leek perfect te gaan, behalve het uitblijven 
van een zoen aan het einde. Er leek nog hoop 
te zijn.

Hoop waar ik nu niet meer op kon rekenen.

Alweer loopt er een spoor over het pad. Waar 
komen al die sporen toch vandaaan! Zwijgend 
lopen we verder. Er lijkt geen eind aan het 
park te komen. Ze lacht om een kip die, 
zittend op een tak, kakelt naar de andere 
kippen. Wat heb nu een enorme zin om de kip 
met een tak van die boom te slaan. Precies 
van achteren, zodat de kip omhoog geschoten 
wordt, de vleugels probeert uit te slaan, 
maar op dat moment tegen een tak knalt en 
naar beneden sodemietert.

De uitgang van het park nadert. Voor me zie 
ik een grote flat, met kilometers daarachter 
een heldere lichtblauwe lucht die zich 
klaarmaakt voor de nacht, met de uitstraling 
van een kille herfst. Wat kon de wereld mooi 
zijn. Maar lijkt nu niet meer de moeite waard 
om voor te vechten. Er is bijna geen kip meer 
te zien als we het park uitlopen. We lopen 
door naar de trein.

In de trein zitten we - nog altijd - zwijgend 
tegenover elkaar. Ik staar voor me uit. Een 
leven zonder haar is niet voor te stellen. De 
leegte in mij zorgt ervoor dat de rest er 
ingezogen wordt. We komen aan bij het station 
waar ze uit moet stappen. Langzaam staat ze 
op. Ik zwaai naar haar. 

"Niet teveel nadenken he" 

En weg is ze. Niet teveel nadenken. Dat was 
het enige wat ik de afgelopen weken heb 
gedaan. Zonder haar kan ik niet verder leven. 
Alle andere dingen in de wereld, mijn dromen, 
mijn ambities zijn allemaal niet meer 
belangrijk. Bij het volgende station stap ik 
uit en neem de trein terug naar het 
Amstelstation. Daar aangekomen loop ik af op 
de Rembrandttoren. Het hoogste gebouw in 
Amsterdam. Ik wordt niet binnengelaten. 
Teleurgesteld loop ik terug. Op het perron 
komt een trein aan. Ervoor springen? Ik kan 
het niet. Ik wil niet dat mensen door mij 
een trauma oplopen. Het maakt niet uit hoe 
ik het doe; er zullen altijd mensen zijn die 
ik verdriet doe. Maar mijn verdriet is niet 
stopbaar. Ik neem de trein naar huis.
's Avonds zit ik aan mijn bureau. Een 
stanleymes ligt in mijn hand. Ik druk het 
bovenste stuk van het mes eraf, zodat een 
nieuwe, scherpe, punt verschijnt. Langzaam 
zet ik het mes aan mijn pols. Zonder te 
aarzelen probeer ik een snee te maken. Een 
enorme pijnstoot trekt op naar mijn hersenen. 
Ik haal het mes weg. Er is niks te zien. Geen 
snee, geen bloed. Slechts een klein 
schrammetje. Hoe kan dat nou? Ik probeer het 
nog een keer. Harder druk ik het mes in mijn 
pols. De pijn is bijna onverdraagzaam. 
Ditmaal loopt het bloed over mijn arm. 
Echter te weinig en te langzaam om uit mijn 
slagader te komen. Hoe diep moet ik gaan? Ik 
besluit ermee op te houden als ik me 
realiseer dat ik een jong meisje lijk die net 
te horen heeft gekregen dat de Backstreet 
boys uit elkaar zijn. Ik kras haar naam in 
mijn arm. Zachtjes loopt het bloed uit de 
strepen. Als ik klaar ben, is de naam niet te 
lezen, doordat het gedeelte helemaal rood en 
opgezwollen is geworden. Een uur later wordt 
het leesbaar.

Als ik niet over haar heen ben tegen de tijd 
haar naam is weggetrokken... 






(c)opyright 2000 by Anonymous