Info

Next by author
Next in list
List
Previous in list
Previous by author

"De Inslag"
By: Aran

"Wat ben je aan het doen?"
Ik kijk omhoog naar wat eruit ziet als een meisje in
een boom met een zaag.
"Waar lijkt het op? Ik ben aan het snoeien."
"Je kunt niet zomaar in een boom gaan klimmen en wat
takken afzagen."
"Ik ben een beschermd getuige."
Ik laat een korte stilte vallen.
"Ja, en?"
Het meisje werpt me een blik toe en begint dan met 
de zaag in haar hand naar beneden te klimmen. Het
laatste stukje laat ze zich vallen en met een plof
komt ze in het gras voor me neer. De zaag zet ze zo
lang tegen de stam van de boom en terwijl ze het stof
van haar kleren klopt kijkt ze me brutaal aan.
"Ik woon hier niet echt. Dat zijn niet mijn ouders, 
dit is niet mijn boom en niemand weet wie ik ben.
Dus, ja, ik kan zomaar in deze boom klimmen en takken
afzagen en niemand kan er wat tegen doen."
"Heb je er uberhaupt verstand van?"
"Waarvan?"
"Van bomen snoeien."
"Deze is te groot, heeft te veel takken en de takken
zijn te lang. Dat is alles wat ik hoef te weten."

De kantine staat zo'n beetje blauw van de sigaretten-
rook. Het is amper twee uur na mijn korte gesprek met
het meisje-met-de-zaag en ik vind mezelf verzeild op
een personeelsfeestje van het reclamebureau waar
Walter werkt. Voor Walter's carriere is het erg 
belangrijk dat hij zich als homo profileerd en ik 
speel zijn nieuwe, jonge, aanwinst. Sinds ik begonnen
ben aan de goedkope rode wijn, die uit vijfliter
jerrycans wordt geschonken, heb ik het idee 
achtervolgt te worden door een kabouter. Steeds meen
ik het amper vijftig centimeter grote mannetje net 
vanuit m'n ooghoek te kunnen zien maar als ik me 
omdraai is hij verdwenen. Het reclamebureau kan 
gewoon niet hip zijn want dan zouden de werknemers 
niet zoveel roken. Ik begin daadwerkelijk de behoefte 
te krijgen aan Walter te gaan hangen, wat mijn rol 
overtuigender zou maken, maar Walter reageerd een 
beetje geirriteerd. Mijn relatie met Walter buiten
personeelsfeestjes om is overigens puur platonisch. 
Hij is maar twee jaar ouder dan ik en we kennen
elkaar van De BuurtPreventie, een vereniging ter
preventie van iedere vorm van buurtgemeenschap.
Kortom, goeie vrienden, kunnen goed doorzakken en
liggen vooral intellectueel heel erg op een lijn.
Ondanks de dikke rook begint het me op te vallen
dat een van Walter's mannelijke collega's 
smachtende blikken naar me loopt te werpen. Om
mezelf een houding te geven sla ik een arm om de
meest dichtbijzijnde nek. De nek blijkt van een
niet onaardige jonge vrouw te zijn en aangezien
ze niet protesteerd gebruik ik de gecreeerde 
adempauze om de mannelijke collega eens goed te
bestuderen. Erg modieus, moet ik snel concluderen.
Met een pantalon en bijpassend jasje maar zonder
stropdas en een baard van drie dagen en haar dat
net wat langer dan kort is en een beetje door de
war zit. Hij kijkt me nog steeds aan en het begint
tot me door te dringen dat de vrouw waar ik een
arm omheen heb geslagen gewoon in gesprek is met
een collega en me zelfs nog geen blik waardig
heeft gegunt. Plotseling niet meer op m'n gemak
laat ik mijn arm van haar schouders afglijden en 
eenmaal alleen ben ik een prooi geworden voor
iedereen die me wil aanspreken. Walter, God
zegene hem, ziet het probleem en legt een hand
op m'n schouder om me met zachte dwang bij het
groepje weg te leiden. 
"Hoe lang nog?" vraag ik hem als we buiten
gehoorsafstand zijn.
"Je doet het prima."
Een beetje aan de rand van de feestende massa
laat Walter me weer achter om nog twee glaasjes
van het rode bocht te halen. 
"Hoe lang nog?"
Walter kijkt me zuchtend aan en wil een scherp
antwoord geven als ik het vijftig centimeter
grote kaboutertje weer ontwaar. Ik slaak iets
van een schreeuw en ren weg.

"Wat was dat nou?"
Walter, eindelijk erin geslaagd me in te halen en 
klem te zetten tegen de muur van een kantoorpand, 
kijkt me bezorgd aan.  
"Niks. Ik, ik. Ik werd gestalked door een 
kabouter."
Meteen gaat een van Walter's wenkbrauwen een eind
omhoog en z'n blik krijgt iets spottends.
"Gestalked? Door een kabouter?"
Ik knik.
"Wat jij nodig hebt jongen, is De Inslag."
Ik kijk hem vragend aan maar Walter zegt niets
meer en gebaart me hem te volgen.

De Inslag blijkt een coffeeshop. Veel allochtone 
jongeren, witte tegeltjes tegen de muren, een 
tafelvoetbalspel en oranje vlaggetjes nog van
het afgelopen EK. Kortom; erg sfeervol. Ik neem
de ruimte kort in me op en maak me klaar om
rechtsomkeerd te maken als Walter weer een 
gebiedende hand op m'n schouder legt.
"Nee, jongen, we blijven."
Tegen m'n zin in ga ik op een van de krukken
aan de bar zitten en Walter besteld een prefab
joint. De hash blijkt goedkoop en dus dodelijk
en in het tijdsbestek van een half uur zak ik
steeds verder voorover totdat mijn neus ongeveer
drie millimeter boven de bar zweeft. Ik voel het
bloed naar mijn hoofd stromen en ga met een
slome haal rechtovereind zitten. Even ben ik
bang de kabouter weer te zullen zien, maar hij
blijft weg.

"Logisch." verteld het meisje-met-de-zaag me
de volgende middag.
"Kabouters zijn als de dood voor witte tegels."
Ik kijk haar een beetje vervreemd aan.
"Eigenlijk voor alle soorten tegels, maar 
vooral witte. Kunnen ze helemaal niet tegen."

"Hi!"
Ik draai me om en kijk recht in een gezicht dat
ik niet een, twee, drie kan thuisbrengen. 
"Diederik, van dat personeelsfeestje eergister
bij DTT-Advertising..." probeert het gezicht.
Ah. De collega van Walter met de smachtende blik.
Juist.
"Hoi!" zeg ik op een overduidelijk geveinsde,
blij-verraste toon.
"Hi!" zegt Diederik weer. "Waar ga je heen?"
Ojee. Diederik is opzoek naar gezelschap.
"Die kant op." zeg ik, zonder echt een richting
aan te geven.
Diederik zegt wat terug maar ik hoor hem al niet
eens meer. Een beetje onrustig kijk ik om me heen. 
Opeens zie ik tussen het verkeer de kabouter weer
opduiken. Hij rijd op een omgebouwde fiets, met
hele hoge trappers, zodat z'n korte beentjes 
erbij kunnen. Z'n hoofdje is helemaal rood
aangelopen van het harde trappen. Ik draai me
om en ren hard weg. Achter me hoor ik Diederik
schreeuwen. Ik ren nog harder. Ga een hoek om
en nog een. Steek over, duik een steegje in en
ga weer een hoek om. Uiteindelijk duik ik een 
diep portiek in om even op adem te komen. Tot
mijn stomme verbazing zie ik Diederik een minuut
later voorbij rennen, maar van de kabouter verder
geen spoor. Diederik heeft mij gelukkig niet 
gezien en ik wacht even voordat ik voorzichtig
om het hoekje kijkt of hij al weg is. Dan stap
ik het portiek uit en loop met stevige pas de
andere kant op; richting De Inslag.

Als ik even later wederom aan de bar van De
Inslag een prefab zit te roken komt er een
marrokaanse man naast me zitten. Hij legt een
hand op m'n rug en zegt dat hij me er slecht uit 
vindt zien. Ik kijk hem fronsend aan.
"Kabouterproblemen." verklaar ik, hopend hem
hiermee meteen kwijt te raken. 
Hij knikt begrijpend.
"Ken jij Kirsten? Dat is een slimme vrouw. Weet 
raad."
Ik haal m'n schouders op. Hij pakt een van de
kartonnetjes die voor tipjes bestemd zijn en
schrijft er een telefoonnummer op.
"Kirsten." zegt ie terwijl hij me het 
kartonnetje in de hand drukt.
"Kirsten." knik ik.
Ik hou hem de joint voor.
"Nee, dankje. Ik heb iets... ehh..." 
Hij gebaard met z'n handen en glimlacht breed.
"Oppeppends nodig."
Ik knik.
"En jij ook." voegt hij eraan toe.

Doodsbang druk ik mezelf dieper in het portiek.
Aan de straatkant staat een kabouter. Hij 
verspert de uitgang met z'n beentjes stevig op 
de grond geplant en zijn armpjes over elkaar
geslagen. Ik zoek wat in m'n zakken en steek
met trillende handen een sigaret op. De kabouter
kijkt nieuwsgierig toe. Op dat moment komt er 
een pizza-brommer over de stoep aanscheuren die 
de kabouter van opzij schept. Ik spring op en 
maak me uit de voeten.

Thuis heb ik inmiddels mijn matras naar m'n
badkamer versleept. Het is wat krap maar gaat 
net. Op z'n minst krijg ik een goede nachtrust.

"Ach zeik toch niet zo." 
Walter klinkt geirriteerd na het aanhoren van
mijn verhaal.
"En behalve door kabouters wordt ik ook door
een collega van je gestalked. Diederik, heet
ie."
Walter moet lachen.
"Diederik is lief."
"Nou dan ga JIJ toch fijn met hem uit!" 
Boos gooi ik de hoorn op de haak.

Rennend kom ik langs de tuin van het meisje-
met-de-zaag, op de voeten gevolgd door een
wilde kabouter. Het meisje-met-de-zaag, die
ik in de eerste instantie nergens zag, dook
opeens vanachter een boom tevoorschijn en
ging de kabouter te lijf. Een gesmoord 
kreetje weerklonk en voorzichtig minderde ik 
wat vaart om achterom te kunnen kijken. Daar
stond het meisje-met-de-zaag met in haar
hand een bebloedde zaag. Het kleine 
lichaampje van de kabouter lag plat op de 
grond en zat ook onder het bloed.
"Zo." sprak ze opgeruimd.





(c)opyright 2000 by Aran