|
|
"Bleek" By: fledder
Site: Homepage
?>
De jongen zit op het aanrecht en kijkt naar de vader. Met
kalme vastberaden bewegingen wordt prei in dunne schijfjes
gesneden en paprika van hart en steel ontdaan. De vader
werkt beheerst. Hij proeft niet, zoals zij zou doen.
Wanneer zij kookt, danst en vecht ze onhandig met de
ingrediënten. Als de keuken van hem is, heerst er orde.
Messen, lepels en kruiden binnen handbereik, vlees en
groenten op volgorde naast elkaar op het grote betonnen
aanrecht. Orde is controle, controle is macht.
De jongen kijkt naar de grote handen, die zonder zichtbare
moeite de scherpe messen hanteren, de dikke stukken
biefstuk kruiden en niet terugdeinzen voor spetterend vet
of druppels kokend water. Roerloos kookt de jongen met de
vader mee. In gedachten volgt hij de handen van het rode
vlees, naar de boter die sissend smelt in de pan, naar de
houten lepel die even roert in de borrelende saus.
De jongen schrikt van haar stem. Met hoge stem zingt zij
een lied dat hij niet kent. De melodie beweegt door de
kamer en gaat de trap op.
De vader staat stil. Zijn ogen volgen de stem en hij
fronst. De handen hangen doodstil in de lucht, tot het
zingen stopt. Wanneer ze verder gaan is hun vloeiende
ritme verdwenen. Ze raken per ongeluk een hete pan en de
vader vloekt.
De jongen rilt. Plotseling is de keuken kil en het stenen
aanrecht koud onder zijn billen en handen. De saus lijkt
harder te borrelen en het vlees knettert fel. De jongen
duwt zich van het aanrecht af en rent de kamer in.
Ze heeft de gordijnen al gesloten en overal kaarsen
aangestoken. De vlammen maken onrustige schaduwen op de
gele muren en het wollige tapijt. In de grote kerstboom
hangen hardroze kerstballen. De kleur komt terug in de bos
bloemen op tafel en de linten die om de stoelen zijn
gewikkeld. Ze heeft zelfs hardroze kaarsen weten te
vinden. De kleur is een constante herinnering aan wat hij
al weet, net als het gezang waar zij op onverwachte
momenten in uitbarst.
De jongen loopt de trap op. In het tapijt op de treden
zitten kleine, vierkante putjes van haar hakschoenen. Het
zijn haar mooiste, die ze voor zulke bijzondere
gelegenheden bewaart, dat ze acht jaar in de kast hebben
gestaan. De hele middag heeft zij het lopen geoefend:
wankele rondjes door de kamer, wiebelend de trap op en af
tot haar passen elegant waren. Vanavond zal zij ze dragen
naar het feest.
Met zijn vingers wrijft de jongen over het platgedrukte
tapijt tot alle putjes zijn verdwenen.
De jongen kijkt naar de vader, die niet opkijkt van zijn
bord. Hij eet met grote happen, eerst aardappel, dan
groenten, vlees en een slok wijn. Hij zwijgt en eet als
altijd. Alsof er niets aan de hand is.
De jongen kijkt naar haar door de wolken stoom die van de
schalen slaan. Ze eet vrolijk, met kleine hapjes van
alles wat. Haar hoofd wiegt op muziek die alleen zij
hoort en als ze kauwt staart ze voor zich uit met een
kleine glimlach om haar lippen. Ze nipt van haar wijn,
veegt haar mond af met een roze servet en schept een
tweede keer op. Nog niet een keer heeft ze geprobeerd een
gesprek te beginnen. Ze heeft hem niet voorzichtig
gevraagd naar school, of de vader een compliment gegeven
over het eten. Natuurlijk wil hij niet dat ze hem iets
vraagt, hij zou haar bij elke vraag zwijgend aanstaren
tot ze wegkijkt, maar ze zou het moeten proberen. Dat
zijn de regels.
De stilte ruist in zijn oren. Hij kijkt naar zijn bord.
Zijn mes trilt als hij doperwtjes op zijn vork probeert
te schuiven. Hij knarst met zijn tanden om de stilte niet
te hoeven horen en houdt zijn ogen gericht op zijn bord,
dat maar niet leeg lijkt te raken.
Ze giechelt.
De jongen kijkt op en ook de vader staart naar haar, zijn
vork nog voor zijn mond en zijn ogen groot van verbazing.
Haar hoofd steunt op haar hand. In de andere hand houdt
ze een mandarijnenschil, die ze uitknijpt bij de
brandende kaars. De vlam vonkt en knettert van het sap en
ze giechelt weer.
Bevend legt de jongen zijn bestek neer. Zo kalm als hij
kan, loopt hij de kamer uit, de gang door, naar de wc.
Hij sluit de deur, gaat op zijn knieën zitten, omklemt de
bril met beide handen en geeft over.
Hij ziet haar dansen op het feest, in de armen van de
ander. Lachend dansen ze rondje na rondje, zij zingt en
ander zingt mee en tilt haar op. Ze zegt: "Ik heb een
zoon." De ander lacht en zegt: "Hij mag me papa noemen."
De jongen snakt naar adem. Met ongecontroleerde golven
blijft zijn maaginhoud naar buiten komen. In zijn oren
echoot haar hoge lachje nog na.
Hijgend gaat hij tegen de koude muur zitten. Zijn hoofd
draait. Het zure slijm bijt in zijn keel en neus.
"Lieverd, is alles in orde?" Hij hoort hoe ze de gang
inloopt en de deur probeert te openen.
"Doe eens open." Ze jongen houdt zich stil. Uit de kamer
klinkt de lage stem van zijn vader. Ze vraagt nog een
keer of alles in orde is, maar als het stil blijft loopt
ze de kamer weer in.
Langzaam komt de jongen overeind. Op de tast spoelt hij
de wc door en weet hij de kraan aan te zetten. Hij houdt
zijn gezicht in de koude straal en spoelt zijn mond en
neus tot de zure smaak verdwenen is. Koude druppels
lopen via zijn gezicht zijn nek in. Hij richt zich op en
opent zijn ogen. Tussen zwarte vlekken door ziet hij
zichzelf in de ronde spiegel. Zijn witte haar plakt op
zijn hoofd. Langzaam trekt een rode blos weg van zijn
bleke wangen. Hij kijkt zichzelf aan, kijkt naar zijn
lichtblauwe irissen, de pupillen die zich aanpassen aan
het licht. 'Controle', denkt de jongen en haalt diep
adem.
Buiten is het donker. De jongen doet het licht aan en
sluit de gordijnen. De muren van zijn kamer zijn wit,
het vloerkleed en de gordijnen donkerblauw. Posters en
speelgoed waar hij niet meer naar omkeek, heeft hij al
lang geleden weggegooid. Op de vensterbank staat alleen
een kleine, groene varen. Boeken staan in alfabetische
volgorde op de planken en kleding ligt gestreken in
zijn kast.
Hij gaat op zijn knieën zitten en haalt zijn
scheikundedoos onder zijn bed vandaan. Het was een
cadeau van de vader, na een van zijn zakenreizen.
Plastic doosjes gevuld met poeder in felle kleuren en
reageerbuisjes met geheimzinnige vloeistoffen die,
zoals hij al snel ontdekte, samengevoegd vrij
onschadelijke reacties veroorzaken. De jongen pakt een
twee schoenendozen onder zijn bed vandaan. In de een
zitten jampotjes waarin hij een uitbreidingsset van
schoonmaakmiddelen heeft verzameld. Codes op witte
labels geven aan wat de nieuwe inhoud is. In de andere
doos zitten spullen van haar: een rood kousje, een
nagelvijl, het krokodillenleren tasje uit Brazilië en
een ouderwetse parfumverstuiver.
De jongen houdt ervan naar haar te kijken als zij haar
verloren spullen zoekt. Dan leegt ze elke kast in huis
en doorzoekt alle laden en manden, tot ze weet dat hij
het moet hebben. Dan kijkt ze naar hem en hij naar haar
en dan wil ze er om vragen of er iets van zeggen. In
plaats daarvan begint ze de laden en kasten weer in te
ruimen, zodat ze klaar is voor de vader thuiskomt. Soms
legt hij het terug, vaak ook niet. Dat waren de regels.
De jongen pakt de parfumverstuiver en schuift de doos
terug. Op zijn bureau stelt hij de jampotjes, doosjes en
lege buisjes op. De codes fluisterend, begint hij met
een pipet en een glazen staafje vloeistoffen en poeders
met elkaar te mengen. De scherpe lucht uit de potjes
jeukt aan zijn neus, maar hij werkt onverstoorbaar
verder.
Orde is controle, controle is macht, vertelde de vader.
En er was controle. De vader en hij waren de orde,
hadden controle. Zij probeerde onzinnige gesprekken te
beginnen en wilde lachen en huilen, maar samen zwegen
ze haar chaos stil en verlamden haar pogingen. Dat waren
de regels.
Nu heeft zij de orde gebarsten, met haar zingen en haar
giechels. Ze gaat dansen met iemand die wel lacht en
antwoord geeft op haar vragen. Ze zal alles stuk maken.
Zonder orde, zonder controle zal de vader zich
verstoppen op kantoor.
De jongen bijt op zijn lip. Zij moet bij hen blijven,
vragen stellen waar hij geen antwoord op geeft en de
dingen zoeken die hij verstopt. En als die ander haar
niet meer wil, zal ze blijven.
Hij pakt de verstuiver en knijpt in het zwarte balletje.
Een wolk van kleine druppeltjes spruit uit het flesje en
een zoete geur vermengd zich met de lucht van het
mengsel op het bureau. De jongen ziet voor zich hoe ze
van een afstandje de wolken om haar gezicht sproeit. Hij
draait de verstuiver van het flesje en giet de inhoud in
een apart buisje. Voorzichtig houdt hij het plastic
buisje van de verstuiver in het mengsel. Er gebeurt
niets. Met een pipet laat hij een druppel van de
vloeistof op de palm van zijn hand vallen. Onmiddellijk
begint het met een sissend geluid te branden op zijn
hand. De jongen klemt zijn tanden op elkaar van pijn.
Vlug veegt hij zijn hand af aan zijn broek, maar een
schroeiende gevoel blijft. Als hij durft te kijken,
ziet hij een rode plek waar kleine blaartjes op
ontstaan.
De jongen glimlacht.
Haar blonde haar valt in pijpenkrullen over haar
schouders. Ze zit achter de houten kaptafel en kleurt
haar wimpers zwart. Haar gezicht is een masker van
lichtroze poeder en haar lippen zijn donkerrood geverfd.
Ze knippert met haar ogen en lacht naar zichzelf in de
grote spiegel.
De jongen is op de drempel blijven staan en kijkt naar
haar. Ze draait zich naar hem toe en glimlacht.
"Hoi", zegt ze. Hij voelt zijn hoofd rood worden en
knijpt in het flesje, dat achter zijn rug uit zijn
handen lijkt te glippen. Hij wil het ergens neerleggen
als ze niet kijkt.
"Ben je nog ziek?" Hij haalt zijn schouders op. Ze
glimlacht weer en bekijkt zichzelf opnieuw in de
spiegel. Als ze opstaat, glijdt de badjas van haar
schouders. Ze draagt een lange, rode jurk met glitters.
Als iemand uit een film, denkt de jongen.
"Kun je me helpen met de rits?" Vraagt ze en draait
haar rug naar hem toe. Even aarzelt hij, maar dan
loopt hij naar haar toe. Ze ruikt schoon, naar lavendel
van het badschuim. Voorzichtig probeert hij de rits
omhoog te trekken.
"Je moet het met twee handen doen." Snel stopt hij het
parfumflesje in zijn broekzak en probeert met zijn
andere hand de twee kanten van de rits bij elkaar te
houden. Soepel glijdt de rits omhoog. Bovenaan houdt
hij haar haren aan de kant, zodat ze er niet tussen
kunnen komen.
"Dankjewel", zegt ze. Neuriënd begint ze haar sieraden
uit te zoeken. De jongen kijkt naar haar kleine handen,
die gouden en zilveren kettingen bij haar hals houden,
terwijl ze zichzelf in de spiegel keurt. Ze kiest er
een met fonkelende steentjes. Zo, in zo'n jurk en met
lange gouden krullen, is ze net een prinses. Maar dan
echt en mooier, denkt hij met een zucht.
"Wat is er?" Vraagt ze.
"Je bent mooi." Hij schrikt er zelf van en voelt zijn
hoofd weer gloeien. Ze lacht, draait een rondje en
maakt een buiging. De jongen glimlacht. In de grote
spiegel lacht een jongen terug. Vanavond, denkt hij,
zal iedereen met haar willen dansen. Alle mannen
zullen naar haar kijken en naar haar lachen. Maar ze
danst alleen met die ander, rondje na rondje. Ze zegt:
"Thuis is er orde." De ander lacht en zegt dat hij
niet aan orde doet, maar aan lachen en huilen. Ze zegt
dat lachen onzinnig is en de ander zegt: "Maar soms
ook fijn."
Ze zegt: "Ik heb een zoon." De ander lacht en ze gaan
met z'n drieën uit eten. Hij laat zien dat hij de
manieren kent en de ander zegt hoe knap dat is. En
als de vader op reis is of zich verstopt op zijn
kantoor, komt de ander om met hem te spelen. Samen
bouwen ze kastelen van lego, verzinnen geheimen en hij
vertelt over school. Ze gaan wandelen in het bos met
een hond en stoeien in de kamer. De glazen rinkelen en
stoelen van om, maar dat geeft niet, dat ruimen we
later wel op.
Als de vader thuiskomt is alles netjes en is er orde.
De ander gaat weer weg, maar voor hij vertrekt slaat
hij hem op zijn schouder, zoals mannen doen en zegt:
"Dag Stefan, tot de volgende keer." En dat zijn dan de
regels.
"Wat heb je in je zak?" Geschrokken legt de jongen zijn
hand op zijn broekzak.
"Wat is dat?" Vraagt ze weer. De jongen haalt zijn
schouders op. Ze gaat voor hem staan en slaat haar
armen over elkaar.
"Wat heb je gepakt?" De jongen stapt achteruit en klemt
zijn hand om het flesje in zijn zak.
"Geef onmiddellijk terug." In haar stem klinkt niets
meer van een prinses. Hij schudt zijn hoofd en probeert
haar aan te staren. Ze kijkt boos terug, maar blijft
staan.
"Kom op. Ik ben die kinderachtige spelletjes zat", zegt
ze. De jongen perst zijn lippen op elkaar. Hij weet dat
hij kan winnen, als hij maar volhoudt. Ze plant haar
vuisten in haar zij, maar hij ziet de aarzeling in haar
ogen.
"Wat is er?" De stem slaat als een klap in zijn gezicht.
Zonder haar blik af te wenden, zegt ze dat hij weer wat
gepakt heeft. De vader slaat langzaam zijn armen over
elkaar.
"Geef het terug." De donkere ogen staan geen
ongehoorzaamheid toe. Verward kijkt de jongen naar de
vader. Het hoeft niet meer, weet hij dat niet? Wil hij
geen nieuwe orde, geen nieuwe regels? De jongen voelt
zijn hart bonzen. Hij zou weer willen overgeven, maar
kan het niet. Hij schudt zijn hoofd.
"Nee." Zijn stem is schor. Hij zegt het nog een keer, nu
harder en beter. Hij zou willen schreeuwen. De vader
loopt op hem af. De jongen stapt achteruit en probeert
het flesje dieper in zijn zak te duwen. Hij botst tegen
de kaptafel en flesjes en tubes vallen om. Grote handen
pakken zijn armen. De jongen stribbelt en schopt om zich
heen. Zijn hand drukt het zwarte bolletje van de
verstuiver in en de vloeistof loopt over zijn hand. Hij
gilt, maar blijft het flesje omklemmen. Een arm houdt
hem vast. Ze roept zijn naam. Tranen lopen over zijn
wangen. Een hand trekt aan zijn pols. Hij gilt als hij
het flesje uit zijn handen voelt glijden. Met een zachte
plof valt het flesje op de grond. Wanneer de vader hem
loslaat, stormt hij blind naar zijn kamer. Hij gooit de
deur dicht en kruipt onder de dekens. Zijn hand lijkt te
branden. Hijgend probeert hij het trillen in zijn lijf
te stoppen. Ver weg hoort hij de stem van de vader en
zijn zware voetstappen de trap afgaan.
De jongen knijpt zijn ogen dicht, drukt zijn handen op
zijn oren en wacht.
?>
(c)opyright 2003 by fledder
|