Info

Next by author
Next in list
List
Previous in list
Previous by author

"Reisverslag (deel 1 t/m 7)"
By: fledder
Site: Homepage

We zitten in Bayonne, Zuid-Frankrijk. Tot dusver was de 
enige uitdaging het vinden van de juiste trein als we 
moesten overstappen. Dat is dan ook meteen mis gegaan: 
in Parijs konden we met gemak het station aan de andere 
kant van de stad vinden en ook het perron was geen 
probleem, we waren alleen in het verkeerde treindeel 
gaan zitten. Gelukkig merkte Leen al snel dat we 
vrolijk op weg waren naar de verkeerde kant van 
Frankrijk en zijn we overgestapt op een trein die wél 
de goede kant op ging. Hierdoor hebben we echter wel de 
aansluiting met het treintje naar de pyreneen, dat 
vandaag maar drie keer rijdt, gemist. Vandaar dat we nu 
zo'n vier uur in Bayonne door moeten brengen. Tijd 
genoeg dus om mijn eerste verslagje te schrijven, hier 
in het cybernet cafe waar ze om mij een plezier te doen 
het toetsenbord door elkaar hebben gegooid.

Naast me staan onze twee enorme reistassen. Omdat ik 
zes weken lang alles wat ik bij me heb op mijn rug zal
moeten mee sjouwen, konden alleen de echt onmisbare 
dingen mee. Dat betekende consessies doen. Zo heb ik 
wel een korte broek en een mouwloos t-shirt bij me, 
maar liggen mijn scheermesjes nog in de badkamer. Dat 
terwijl ik en vele meiden met mij normaal niet zomaar 
met ongeschoren benen in een korte broek stap. 
Scheerspul meenemen betekent nu echter een verhoogde 
kans op een hernia en met een hernia lopen lijkt me 
lastiger dan met stoppels onder je armen.

Ook mijn dreadlocks hebben het moeten ontgelden. Stond 
ik afgelopen woensdag nog met een een grote bos haar 
in de krant, de donderdag erna lagen ze bij de kapper 
op de grond. Met pijn in mijn hart zag ik hoe meer dan 
negen uur aan werk binnen een kwartier gereduceerd was 
tot stompjes van een paar centimeter. Maar het kon 
niet anders. Zaden, pluisjes en vliegjes zouden er in 
blijven hangen en voor luizen en ander ongedierte was 
het een heerlijk warm en beschut plekje om eens flink 
in voor te planten. De gedachte aan de uren die ik 
bezig zou zijn met het verwijderen van Spaanse 
kakkerlakken en maden trok mij snel over de streep. 
Bovendien is mijn tas nu een kam en een hele pot wax 
lichter en scheelt het beenruimte in de trein.

In Nederland lijken mensen al niet graag naast me te 
gaan zitten, maar in Frankrijk was het nog erger. 
Ondanks het feit dat we vaste plaatsen hadden, wist 
de jongen naast wie ik moest zitten niet hoe snel hij 
weg moest komen.  Ook de jongen die schuin tegenover 
mij zat, bleef hardnekkig uit het raampje staren 
terwijl een of andere griezelige gozer vanachter de 
glazen deur van het compartiment de hele tijd zat te 
gebaren en zijn gouden tanden naar me bloot lachtte. 
Zou het mijn nieuwe kapsel zijn, of gewoon slechte 
adem?

Nog geen dag onderweg en al meteen het hele 
reisschema in de war en sjans met waarschijnlijk de 
enige lelijke fransoos in heel Parijs. Naja, je weet 
wat ze zeggen: een goed begin is het halve werk.




"Reisverslag (deel 2) Bergen op en dalen in"
By: fledder

Al meer dan een week aan het lopen door het Spaanse
landschap, we zitten nu in de buurt van Santa Domingo.

Leen krijgt hier wat zijn leeftijd betreft het ene
compliment na het andere. Als hij in een gesprek,
bijvoorbeeld met een van de medepelgrims die wij ´s
avonds in de herberg ontmoeten, laat vallen dat hij al
48 is, geloven ze hem vaak maar nauwelijks. Nou moet
ik zeggen dat hij er met zijn spillebeentjes en
roodverbrande gezicht ook niet echt uit ziet als
iemand van al bijna 49. Ook kleedt hij zich best
´vlot´, zeker voor Spaanse begrippen: niet te netjes
en felle kleuren. Iets wat je niet vaak ziet bij
iemand van rond de 50. Het gevolg is dat men ons vaak
niet aan ziet voor vader en dochter, maar eerder voor
vrienden. Er is ons zelfs een keer gevraagd of wij
broer en zus waren! Leen doet alsof hem dit niets kan
schelen en ik vind het wel grappig, al hoop ik wel dat
mensen geen andere dingen gaan denken. Zo begon de
Vlaamse beheerder van een van de herbergen al dat er
´ook al eens een stelletje was geweest dat de
voettocht als huwelijksreis had gemaakt´.
´Ook´, meneer? U denkt toch hopelijk niet dat wij
´ook´ een stelletje zijn? Of erger nog, getrouwd?
Misschien is mijn smaak voor jongens een beetje apart,
maar mijn vader is toch echt mijn type niet.

Als je dan toch zoiets stoms gaat doen als 800
kilometer met je vader door Spanje lopen, moet je
natuurlijk wel goed oefenen. En natuurlijk heb ik dat
niet gedaan, waardoor ik nu na 20 kilometer wat
moeilijker vooruit kom en aan het eind van de dag
steeds weer nieuwe blaren op mijn blaren ontdek.
Gelukkig hoef ik niet alle schuld voor de
verschillende pijnen op mij te nemen, want voor
sommige dingen had ik simpelweg niet kunnen oefenen.
Zo traint een rondje Giessenburg, hoe vaak je het ook
loopt, je niet echt voor de tientallen kilometers over
de smalle en steile bergpaadjes die ik tot nu toe heb
weten te overwinnen. In Nederland ontwijk je
hondedrollen, hier ontwijk je kuilen en loszittende
stenen in de hoop dat je enkels het niet begeven. Iets
waar mijn arme voeten absoluut niet aan gewend waren.
En dan heb ik het nog niet eens over de temperatuur.
Op de zeldzame momenten dat de zon zich in Nederland
laat ziet, vliegt iedereen juichend het zwembad in en
de terrasjes op, want pfoe wat is het lekker warm. Hier
is het ook warmer dan 20 graden, maar mij hoor je niet
meer juichen. Als je met acht kilo bagage op je rug
door de open korenvelden moet lopen in de brandende zon,
zonder schaduw, ben je blij met ieder wolkje. Oefenen op
lopen in temperaturen van rond de 36 graden, want zo
warm wordt het hier, heb ik thuis niet kunnen doen. Als
ik Santiago dus niet haal is dat niet mijn schuld, maar
de schuld van plat en koud Nederland.

Het was overigens nog spannend of ik deze week nog wel
een reisverslag had kunnen schrijven, want het leek er
op dat de reis vervroegd tot een einde zou komen. Mijn
blessures zijn welliswaar klein en reageren prima op
rust en een lekker zalfje, maar Leen had na de eerste
dag al meer serieuze problemen. Een spier in zijn
linkerbeen, waarvan hij niet wist dat hij die had, deed
bij de afdalingen veel pijn. Aan het eind van de dag
bleek zijn enkel ongeveer twee keer zo dik te zijn als
normaal en de dag erna had hij er ook last van als hij
een berg op moest. Toen hij vervolgens ook op de vlakke
stukken mank begon te lopen, ging ik me zorgen maken:
we zouden toch niet nu al moeten stoppen? Om zekerheid
te krijgen heb ik hem in Pamplona naar het ziekenhuis
gesleept. De dokter hoorde het verhaal aan en moest
hartelijk lachen, dat kreeg je er nou van als je als
Nederlander over bergen ging struinen. Het was niet
ernstig en als we rustig aan zouden doen was er niets
aan de hand. Inmiddels heeft Leen ook last van dezelfde
spier in zijn andere been gekregen en komen we niet echt
snel meer vooruit, maar we vertrouwen maar op het kundig
oordeel van de dokter. We gaan dus door!


met dank aan Andres Fernandes van ´La Voz del Oja-Tiron´.



"Reisverslag (deel 3) De moderne pelgrim"
By: fledder

Als je zes weken door een ander land loopt, leer je de
cultuur beter kennen dan wanneer je drie weken in een
hotel of aan het strand zit. Ik ontmoet Spanjaarden,
reis met Spanjaarden en om het helemaal echt te maken
heb ik een echt Spaans gebruik, de siësta,
overgenomen. Het Spanje dat ik tot nu toe heb
meegemaakt is een mengeling van oud en nieuw. Over de
smalle straatjes, tussen de vervallen huizen en de
middeleeuwse kerken door scheuren kinderen in
Southpark en Pokémon t-shirts rond op de aluminium
stepjes waar je bij ons ook door omver gereden wordt.
De ene dag haal je een vers stokbrood bij het enige
winkeltje dat in het dorp te vinden is, de volgende
dag dwaal je door een gigantische supermarkt op zoek
naar de broodafdeling. In de winkels en op straat zie
je zowel kleren die in heel Europa in de mode blijken
te zijn, als kleren die ze volgens mij 100 jaar
geleden ook al droegen. Zo nu en dan rinkelt er wat op
straat, waarop jong en oud naar broekzak of handtas
grijpt, want ook hier is de gsm-rage tot iedere
bevolkingslaag doorgedrongen. Dit is zelfs het geval
in de pelgrimage. In de refugio´s struikel je niet
alleen meer over rugzakken, schoenen en wandelstokken,
maar tegenwoordig ook over de snoeren van
gsm-opladers. Vroeger betekende het zien van een stad
rust en vers drinkwater voor de vermoeide pelgrim, nu
betekent het een beter bereik. Vervolgens worden ze op
de meest vervelende momenten gebeld door het
thuisfront om te horen hoeveel blaren er vandaag bij
zijn gekomen. en als ze aan de andere kant van het
land zitten MOET JE NATUURLIJK WEL HARD PRATEN, want
anders verstaan ze je niet. Erg vervelend als je net
je siësta aan het oefenen bent.

Ook andere aspecten uit het leven van een pelgrim zijn
vast veel aangenamer als vroeger. Een kleine
beschrijving van de algemene gang van zaken tijdens
een dagje bedevaart:
half zes, het wekkertje gaat af. Niet dat het nodig
is, want ik was een half uur eerder al wakker geworden
van de wekkertjes van de vroegere vogels. Snel
inpakken, tanden poetsen en een plens water in het
gezicht. Uitgebreid toileteren heeft geen zin, na een
half uur lopen loop je óf in ieder hoekje te zweten óf
ben je compleet nat geregend. Om zes uur sta ik dan
klaar om te vertrekken. Na anderhalf uur lopen komen
we meestal al bij het eerste dorpje aan, waar alles
helaas nog gesloten en uitgestorven is. Dus wandelen
we vrolijk door naar dorpje nummer 2, waar we kunnen
ontbijten. Na een koffie voor Leen, een cola voor mij
en eventueel nog een broodje of een koek kunnen we met
gevulde maag de reis voortzetten. Het landschap is
iedere dag weer anders, de ene dag loop je langs
akkers en weilanden, de andere dag loop je door het
bos en de dag erna hele stukken langs de snelweg of
door een stad heen. De ene dag gaat het op, de andere
dag neer en een derde dag blijft het plat. (voor
Spaanse begrippen) Afhankelijkheid van behoefte aan
eten en drinken stoppen we onderweg nog een of twee
keer. Afhankelijk van de afstand, de temperatuur en
blessures komen we dan tussen twaalf en twee uur op
de plaats van bestemming aan. Stempel halen, bed
uitzoeken en op zoek naar de douche, om al het zweet,
vuil en de vermoeidheid van je af te kunnen spoelen.
Na een flinke siësta het dorpje in om wat te drinken
en boodschappen te doen. Vaak is er in de refugio een
keuken, maar veel restaurantjes in de omgeving bieden
zogenaamde ´pelgrimmenu´s´aan: een drie gangen diner
voor weinig. Soberheid en lijden is wat eten betreft
ver te zoeken bij ons. Om een uur of half tien dan
toch echt richting slaapzaal, want morgen moeten we
weer lopen en mijn voeten kunnen de rust wel
gebruiken.

Het is erg leuk om als je aankomt al de andere lopers
weer te ontmoeten of binnen te zien komen druppelen.
Een aantal van hen loopt ongeveer dezelfde afstanden
als wij, zodat er een vast groepje van bekende
gezichten gevormd is. Dan praat ik eens met de een of
eten we in hetzelfde restaurant als de ander, best
gezellig. Op die manier blijf je ook op de hoogte van
wat er zich binnen het groepje afspeelt en zijn we
erachter gekomen dat het er niet altijd even
katholiek aan toe gaat. De Fransoos die altijd met
iedereen aan het kletsen was en mijzo aardig leek,
blijkt overal een zielig verhaal op te hangen over
het feit dat hij zogenaamd geen geld heeft. Zo
ritselt hij de ene na de andere gratis maaltijd bij
elkaar en betaalt hij de refugio´s niet, tot woede
van eerdere slachtoffers uit de groep. Liefdes
bloeien op, om na hele drama´s weer af te sterven. De
dag erna zie je hem en haar verslagen kijken als de
ander in de buurt is, om vervolgens alweer diep in de
ogen van een ander te staren. Bij een ander stel leek
het perfect te zijn, tot ik via via hoorde dat beiden
thuis een ander hebben zitten wachten. Zo volgens
Leen en ik van een afstandje de laatste
ontwikkelingen, die we tijdens het lopen, desnoods
met codenamen, bespreken.  "Zeg, heb jij mevrouw
Tuttebol gisteren nog gezien?" "Ja gut, die liep weer
enorm te pruilen. Dat gaat vast niet lang goed."
Goede Tijden, Slechte Tijden is er niets bij!


"Reisverslag (deel 4) Ruzie"
By: fledder

Dan zit je zes jaar lang op school, leer je twee en een
halve vreemde taal te spreken en dan ga je op vakantie
naar een land waar de mensen tot nu toe hebben
geweigerd ook maar een woordje buitenlands te leren.
Heel langzaam begint hier het besef door te dringen dat
het misschien wel eens handig kan zijn om Engels te
kunnen spreken, maar voor mij is dat nu te laat. Men
spreekt Spaans, soms Catalaans, maar zelfs in de meeste
internetcafés kun je niet met Engels terecht en Spaans
zat helaas niet in mijn vakkenpaket. Dus daar stond ik
dan in een café met het geld voor de neus van de barman
te wapperen, omdat ik vergeten was aan Leen te vragen
hoe je in het Spaans zegt dat je wilt betalen. Zo zijn
er al een aantal situaties geweest waarin ik letterlijk
met een mond vol tanden stond en me behoorlijk
ongemakkelijk voelde. Op dat soort momenten had ik er
spijt van dat ik geen Spaans geleerd had.

Gelukkig zijn er wel bepaalde woorden die erg lijken op
Engelse of Franse woorden, zodat ik de betekenis min of
meer kan gokken. Of, denk te kunnen gokken, want soms
zit ik er behoorlijk naast. Zo betekende ´uso exclusivo
bomberos´ niet wat ik dacht dat het betekende. Het
stond op een bord op een groot kantoorgebouw en na het
horen van al die verhalen over bomaanslagen van de ETA
leek het mij niet eens zo´n heel slecht idee om een
speciale plek te maken waar je je bommen mag plaatsen.
Zo beperk je de schade, vallen er geen gewonden en
krijgen ze toch de kans om hun boodschap over te
brengen.  Maar ´bomberos´ bleek gewoon de brandweer te
zijn. Ondertussen ben ik hier al zo´n vier weken en heb
ik al wel wat woordjes en zinnetjes geleerd. Het zijn
dan vooral hele belangrijke dingen, zoals ´waar is het
toilet´, ´ik wil een cola´ en ´nee, ik ben niet zijn
vriendin maar zijn dochter!´ Voorlopig zal ik echter
voor de ingewikkelde dingen afhankelijk blijven van
Leen z´n woordenschat.

Ik had van de redactie van de Gorcumse Courant het
verzoek gekregen om maar vooral te vertellen over de
ruzies tussen Leen en mij. Wel begrijpelijk, het is
voor jullie natuurlijk veel leuker om te lezen dat we
na een flinke scheldpartij de herberg uit zijn getrapt,
de strijd buiten hebben voortgezet en ik Leen
vervolgens kreupel in de berm achter heb gelaten. Wordt
vervolgd. Maar helaas, we hebben nog geen ruzie gehad.
Zelfs niet een heel kleintje. Natuurlijk zijn we
allebei al wel eens sjagareinig geweest, wat ook niet
zo vreemd is als je langs een ontzettend saaie weg hebt
moeten lopen, of je nauwelijks geslapen hebt vanwege
het snurkconcert van de nacht ervoor. Logisch dat je
dan even in een niet al te beste stemming bent. Maar
omdat wij al 18 jaar met elkaar opgescheept zitten,
zijn we wel bekend met elkaars nukkige buien. Als ik
een keer mijn dag niet heb, merkt Leen dat snel genoeg
en doet hij wat hij moet doen: hij laat me met rust tot
het voorbij is. Als Leen weer eens niet te genieten is
ga ik gewoon wat sneller lopen zodat hij me niet meer
bij kan houden. Zo zitten we niet voortdurend op
elkaars lip en is hij na aankomst zo moe dat hij lekker
rustig blijft. Ook daarna gaan we beiden onze eigen
gang, Leen loopt wat rond en praat met mensen, terwijl
ik wat schrijf of slaap. Op een terasje ontmoeten we
elkaar dan weer om gezamelijk wat te drinken en te
beslissen wat en waar we gaan eten.  Er zijn wel
momenten geweest waarop ik boos op Leen was of verbaal
een beetje uit mijn slof geschoten ben en dat geldt
andersom ook, maar een echte ruzie vind ik het niet
waard. Ten eerste omdat ik weet dat de boosheid na een
kwartiertje wel weer weg is, ten tweede omdat we nog
drie weken met elkaar op moeten trekken en een ruzie
om niets het ook voor de dagen die nog voor ons liggen
zou verpesten. Daar komt bij dat Leen nog altijd
kreupen van zichzelf is en een vechtpartij daar dus
niet veel meer aan toe kan voegen. Dus het beste is om
niet moeilijk te doen en dat heeft tot nu toe prima
gewerkt. Ik vraag me af of het even lang goed was
gegaan als ik hier met een vriend of vriendin was
geweest. Ik ben al veel gevallen tegen gekomen waarbij
dat niet het geval was, met alle GTST-gevolgen van
dien.

Inmiddels zijn we in een andere groep pelgrims terecht
gekomen. Gebonden door werk, geld of geboekte
terugreizen werden onze oude reisgenoten gedwongen om
grotere afstanden te gaan lopen, terwijl wij kunnen
volstaan met zo´n vijf of zes uur lopen per dag. Veel
Spaanse lopers wilden op 25 juli in Santiago aankomen,
omdat het er dan groot feest is in verband met de
´naamdag´ van sint Jacobus, de heilige waar deze hele
route om draait. Ook zij moesten dus gaan versnellen
wilden ze op tijd arriveren. Hierdoor zijn we terecht
gekomen tussen wat meer jongeren en andere mensen die
het ook wat rustiger aan kunnen en willen doen. Ik
vind het niet zo erg, al die problemen en intriges van
de vorige groep begonnen op de lange duur een beetje
te vervelen.

Een beperkt aantal loopuren per dag is nu ook bijna
noodzakelijk geworden als je zeker wilt zijn van een
slaapplaats in de refugio. Het aantal pelgrims groeit
met de dag en zal blijven groeien tot zo´n 100
kilometer voor Santiago, omdat dat de afstand is die
je gelopen moet hebben om je ´pelgrimsdiploma´ te
krijgen. Veel Spanjaarden beginnen dus pas in Leon of
erna en als je dan pas om drie uur in de plaats van
bestemming aan komt is de kans groot dat alles al vol
zit. Dan is het veel leuker om al om twaalf uur aan
te komen en vanuit het raam te kijken naar de
reacties van de natgeregende pelgrims die bij
aankomst begroet worden door het bordje met
´completo!´



"Reisverslag (deel 5) Volg de pijl"
By: fledder

Stel je ziet in en Nederland een of andere mafkees m/v
met een staf, een grote hoed en een gigantische rugzak
een zooi gele pijlen volgen. Dan denk je toch al snel,
´wat een mafkees´. Hier in Spanje lopen er op dit
moment op die manier honderden mensen rond en wat de
mensen precies van ons denken weet ik niet, maar ze
behandelen ons in ieder geval niet als mafkezen. Een
pelgrim heeft hier een bijzondere status. In zo´n
beetje iedere refugio waar we tot nu toe terecht zijn
gekomen zijn we gastvrij onthaald, de ene keer
weliswaar wat vriendelijker dan de andere keer, maar
in ieder geval vriendelijker dan een andere
buitenlander kan verwachten. ´Pelgrims´ die per auto
reizen en andere toeristen zijn in de refugio´s
absoluut niet welkom en zullen voor een bed en een
douche naar een hotel moeten gaan, waar ze het
tienvoudige betalen.  Ook op straat worden we met
enige regelmaat vriendelijk gegroet, aangemoedigd of
zelfs even gevraagd waar we vandaan komen en of alles
goed gaat. Zonder dat we er om vragen wijst men ons de
weg, of we nou fout liepen of niet. Van anderen hebben
we gehoord dat een lift krijgen bij zware regen of
zere spieren ook geen probleem was.  Onderweg kunnen
we de gele pijlen volgen die her en der op straten en
muren zijn geschilderd. alsof dat nog niet genoeg is
heeft men op de meest onzinnige plaatsen dure paaltjes
en bordjes geplaatst, om nog maar eens duidelijk te
maken dat we op weg zijn naar Santiago, met ernaast
nog een ander bord dat vermeldt dat de subsidie voor
het paaltje of bordje afkomtig is uit een of ander
cultureel geldpotje van de EU. Vervolgens steekt de
stad zelf ook nog eens geld in het verbouwen of
uitbreiden van de plaatselijke refugio, om de
jaarlijkse toename van het aantal pelgrims (dit jaar
zo´n 20% ten opzichte van vorig jaar) bij te kunnen
houden. En dat allemaal voor een stelletje mafkezen.

Inmiddels zijn we in een andere groep pelgrims
terecht gekomen. Gebonden door werk, geld of geboekte
terugreizen werden onze oude reisgenoten gedwongen om
grotere afstanden te gaan lopen, terwijl wij kunnen
volstaan met zo´n vijf of zes uur lopen per dag. Ik
vind het niet zo erg, al die problemen en intriges
van de vorige groep begonnen op de lange duur een
beetje te vervelen.  Een beperkt aantal loopuren per
dag is voor ons bijna noodzakelijk geworden als we
zeker willen zijn van een slaapplaats in de refugio.
Het aantal pelgrims groeit met de dag en zal blijven
groeien tot zo´n 100 kilometer voor Santiago, omdat
dat de afstand is die je gelopen moet hebben om je
´pelgrimsdiploma´ te krijgen. Veel Spanjaarden
beginnen dus pas in Leon of erna en als je dan pas
om drie uur in de plaats van bestemming aan komt is
de kans groot dat alles al vol zit. Dan is het veel
leuker om al om twaalf uur aan te komen en vanuit
het raam te kijken naar de reacties van de
natgeregende pelgrims die bij aankomst begroet
worden door het bordje met ´completo!´

Nu zijn we terecht gekomen tussen wat meer jongeren
en andere mensen die het ook wat rustiger aan
kunnen en willen doen. Het aantal verschillende
nationaliteiten dat we tot nu toe zijn tegen
gekomen staat op 22. Verrassend genoeg hebben we al
meer Amerikanen dan Nederlanders ontmoet, Spanje
blijkt bij hen erg in trek, niet alleen om in te
lopen, maar ook om een tijdje in te wonen of te
werken.  Een eerste ontmoeting begint bijna altijd
met dezelfde vragen: waar zijn jullie begonnen?
Wanneer hopen jullie aan te komen? Waar komen
jullie vandaan? Uit Nederland. Ah, van de
euthanasiewet, wist een Frans meisje. Ah, van het
bier, wist een Spaanse man. En jij? Duitsland. Ah,
van de muur, wisten wij. En voor je het weet hoor
je dan van een voormalig Oost-Duitse hoe het voor
haar was om de muur te zien vallen.



"Reisverslag (deel 6) Feest"
By: fledder

´Even wat drinken´ is in Spanje een niet geheel
ongevaarlijke bezigheid, zo heb ik ondervonden. Van
buiten zien al die restaurantjes en cafe´s er
misschien gezellig en vrij veilig uit, maar schijn kan
bedriegen. Bij binnenkomst moet je uitkijken dat je
niet struikelt over het wandelend vloerkleedje, dat
bij nader inspectie een hond blijkt te zijn. Veel
restauranthouders zijn in het bezit van vooral kleine
keffers, die vrij rond mogen hobbelen. Zo nu en dan
duiken ze even de keuken binnen, om even later met een
halve kip of een ander kliekje weer naar buiten komen,
dat ze dan ook ongegeneerd voor je neus op gaan zitten
eten. Als de entree echter overleeft is, kan worden
begonnen aan de niet minder riskante tocht richting de
bar. Op de grond heeft zich namelijk in de loop van de
dag een tapijt van rotzooi gevormd: tandenstokers,
lege suikerzakjes, pindadoppen en al het andere dat
niet meer van dienst is, wordt door de mensen op de
grond gegooid. Zelfs als er een asbak binnen
handbereik staat, belandt de sigarettenpeuk alsnog op
de vloer. Dus een misstap en je glijdt weg over de
krakende massa. Tenslotte is het raadzaam om bij
sommige producten voor consumptie even de
houdbaarheidsdatum te controleren, zeker in de wat
kleinere gehuchten waar de bevoorrading wat minder
regelmatig is. De Fanta die ik besteld had, leek mij
al wat bleekjes, maar het was toeval dat ik naar de
kleine lettertjes op het flesje keek. Misschien vond
de serveerster dat ik moeilijk deed toen ik ik om een
nieuwe vroeg, maar twee maanden vind ik iets te
riskant.

Al dagen zaten we in spanning, maar nu was het dan
eindelijk zover: 25 juli, de dag van Santiago, was
aangebroken. Met wat vrolijker gezichtjes en in een
wat hoger tempo pakten wij om zes uur ´s ochtends
onze spullen en gingen wij op pad, want aan het eind
van de wandeltocht zou ons een feestje te wachten
staan. Op verschillende plaatsen op de route
kondigden grote posters de festiviteiten van de
verschillende dorpen aan en ook van het dorp waar wij
die dag zouden eindigen hing er een. Heel erg veel
stond er niet op het programma, maar daar maakten we
ons niet druk om. In het dorp aangekomen bleek het
toch wat kleiner te zijn dan we verwacht hadden en
waren de straten zo verlaten als op een zondagmiddag.
Maar goed, het was dan ook pas half elf en men maakte
vast van de gelegenheid gebruik om eens lekker uit te
slapen. Dus besloten we eerst wat boodschappen te
doen en kaarten te kopen. Dat was makkelijker gezegd
dan gedaan, want op een kleine supermarkt na was
alles dicht. Alle winkels bleven nog de hele dag
gesloten en ´s middags zouden de meeste cafe´s ook
dicht gaan vanwege de grote feestdag. Gelukkig ging
de Refugio wel gewoon op tijd open en na ons
ingeschreven te hebben spoedden we ons terug naar
het dorp, want daar zou het eerste evenement, de
processie (duur woord voor een katholieke optocht)
plaatsvinden. Met het vermoeden dat het zich rond de
kerk zou afspelen liepen we naar het kleine gebouw,
toch wel enigszins verwonderd dat de straten nog
altijd leeg waren. Bij de kerk was geen enkel teken
van optocht te zien en na een kwartier het dorp rond
gelopen te hebben, hadden we nog altijd geen
processie gevonden. In een van de cafe´s achter een
biertje gekropen en zo nu en dan naar buiten
gekeken, maar de enigen die langskwamen waren
pelgrims die naar iets op zoek leken. Teleurgesteld
gingen we terug naar de Refugio, waar inmiddels alle
bedden bezet waren en al het ware water opgedouched
was. Voor ´s avonds stond een bandje op het
programma, dat volgens de poster om 10 uur zou
beginnen en dus om elf uur de eerste noten zou laten
horen, want zo gaat dat met bandjes. Vette pech voor
ons pelgrims, want de refugio sloot eveneens om elf
uur, waardoor wij van dit vermoedelijke hoogtepunt
van de dag niets mee zouden kunnen maken. Om half
twaalf nog even bij het open raam geluisterd, maar
in het dorp heerste een doodse stilte, dus ik
betwijfel of de band nog is op komen dagen.  Dat was
nou 25 juli in Spanje, een daag waarop niets
gebeurde en niemand wat vierde, maar men het wel de
moeite waard vond om alle winkels te sluiten. Het
deed mij meer denken aan een verlengde siesta dan
aan een feestdag. Geef mij dan maar de zomerfeesten.

De rest dan de dag hebben we dus maar doorgebracht
zoals we alle andere dagen doorbrengen, met wat
eten, wat slapen en wat schrijven in de dagboeken.
Meer valt er vaak niet te doen in die kleine
dorpjes. Misschien klinkt dit voor sommigen als een
ideale vakantie, maar mij is het al een tijdje aan
het vervelen. Als je zo vroeg op staat, duurt een
dag erg lang, soms te lang. Als we dan ook nog eens
een saaie wandeltocht achter de rug hadden, waren er
momenten dat ik het hele pelgrimsgebeuren meer dan
zat was. Het heeft ook al een tijdje zijn glans
verloren, eerst leek het bijzonder om dit te doen,
maar nu voel ik me meer een onderdeeltje van de
massa. Jan en Alleman lijkt hier te lopen:
bejaarden, kinderen, hele schoolklassen,
damesclubjes en sommigen dan ook nog met een
instelling en een motivatie die ik absoluut niet bij
een pelgrim vind passen. Dus dan liep ik over een of
ander stom, plat weggetje en vroeg ik me serieus af
waar ik mee bezig was. Waarom loop ik hier, terwijl
ik thuis... En dan kwam het lijstje van de dingen
die ik gemist had, zoals mijn diploma-uitreiking, de
feesten van geslaagde klasgenoten en de verjaardagen
van vrienden. Thuis zou ik kunnen lezen, terwijl ik
hier iedere refugio af moet zoeken naar
achtergelaten leesvoer in een taal die ik begrijp.
In Nederland zit mijn vriend, voor wie ik nu
eindelijk meer tijd zou hebben, als ik niet zo nodig
in Spanje moest gaan lopen. Ik zou op dit moment op
mijn kamer naar goede muziek kunnen luisteren, in
plaats van naar de dweilmuziek die ze hier op hebben
staan. In dat soort buien ga je aftellen: het aantal
kilometers, het aantal loopdagen, het aantal dagen
voor je weer thuis bent. Maar in al die sombere
dagen heb ik nooit aan opgeven gedacht, stoppen was
nooit een optie. En het is maar goed dat we zijn
door gegaan, want na dagen van verveling kwam dan
plotseling weer een dag met een afwisselende route,
een mooie refugio en vriendelijke mensen. Dat maakt
het dan weer helemaal de moeite waard.

Ondertussen zijn we begonnen aan de laatste loodjes.
Sterker nog, tegen de tijd dat jullie dit lezen,
zitten wij, als het goed is, al lang en breed in
Santiago. Dan kunnen we ons eigen feestje vieren.



"Reisverslag (deel 7) Afgelopen"
By: fledder

Daar zit ik dan, thuis achter mijn eigen computer.
een ervaring rijker, een t-shirt en twee onderbroeken
armer: vergeten in een van de refugio's. Achtendertig
dagen hebben we erover gedaan om de 775 kilometer van
de pyreneen naar Santiago de Compostela te lopen, een
afstand waar we met de auto misschien een of twee
dagen over hadden gedaan. Maar het ging niet om het
aankomen in Santiago, sterker nog, de aankomst was
helemaal zo bijzonder niet. Het was een stad als alle
andere, zo een met veel straten en huizen waar dan
mensen in wonen. Erg gezellig als de zon schijnt, erg
saai en somber als het regent. De kathedraal was erg
indrukwekkend, maar dat waren die van Burgos en Leon
ook. In de stad draaide bovendien alles, zoals ik wel
had verwacht, om de pelgrimage, vooral in commerciele
zin. Over waar je keek zag je dezelfde kleine
winkeltjes met schelpjes, wandelstokken en
miniatuurpelgrims in verschillende varianten voor op
de schoorsteenmantel als aandenken aan de tocht. Dat
terwijl een beetje pelgrim wel chronische rugklachten
en een dikke laag eelt onder beide voeten als
blijvende herinnering zal hebben. Gelukkig had ik al
van verschillende mensen gehoord dat ze Santiago zo
tegen vonden vallen en had ik me er niet al teveel
van voorgesteld, waardoor de teleurstelling mee viel.

Het meest bijzondere aan ons verblijf, was het feit
dat we de dag erna niet verder zouden gaan. Die
ochtend werd ik niet gewekt door het schijnsel van
een zaklamp van een of andere onverlaat die zijn
spullen niet kon vinden, maar door zonlicht.
Vervolgens kon ik me nog eens lekker omdraaien, in
plaats van me snel in de half vuile kleren van de
volgende dag te hijsen en me klaar te maken voor de
tocht van die dag. Na zes weken waren we in een
stad waar we langer dan een nacht bleven, waar ik
eens op mijn gemak rond kon kijken en kon winkelen
en waar ik ook al snel weer weg wilde vanwege
toenemende toeristische neigingen als rondkijken en
winkelen. De eerste stappen op weg naar
rehabilitatie.

Zaterdag zijn we weer thuis gekomen en die nacht
heb ik in mijn eigen bed kunnen slapen, in een
kamer die ik voor de verandering eens niet met
vijftien andere mensen hoefde te delen. Ook de
eerste foto's bekeken en wat vertelt, al is er
zoveel te vertellen, dat er eigenlijk niets te
vertellen valt. Je kunt onmogelijk zes weken in een
uurtje samenvatten, zeker niet als je het
interessant wilt houden. Bovendien kun je denk ik
alleen begrijpen hoe het was, als je erbij bent
geweest. Als ik een foto laat zien echt zeg dat het
daar mooi was, kun je knikken omdat het plaatje er
wel aardig uit ziet, maar alleen Leen weet dan echt
hoe mooi het was.

Vragen hebben eigenlijk ook geen zin. Was het leuk?
Ja... en nee. Als je zo lang met iets bezig bent,
kan het bijna niet alleen maar leuk of vervelend
zijn. Het was mooi, maar ook lelijk. het was
spannend en saai. Het was warm en koud, droog en
nat. Het was eenzaam en gezellig. Het belangrijkste
is denk ik dat ik het waarschijnlijk niet snel weer
zal doen, maar dat ik er ook geen spijt van heb.
Helemaal voor niets is het ook niet geweest, want
ik heb er in ieder geval een leuk bruin kleurtje en
verbeterde conditie aan over gehouden. Maar veel
meer dan dit en hetgeen ik jullie de afgelopen
weken heb verteld, valt er niet over te zeggen. Als
iemand er nu over denkt om het ook te gaan doen,
kan ik drie tips geven: oefen het lopen, oefen je
Spaans en doe het alsjeblieft niet om jezelf te
bewijzen. Als je dat laatste wilt, valt er veel
meer te halen uit het overzwemmen van de
Atlantische oceaan of het beklimmen van de toren
van de Grote Kerk (geblinddoekt en zonder touw) Wil
je naar Santiago gaan lopen, ga dan eerst bij
jezelf na of je wel genoeg motivatie hebt voor zes
weken pijn en plezier, mooi en lelijk, spannend en
saai. En ga daarna oefenen.



(c)opyright 2001 by fledder