|
|
"Avonddromen" By: Sanne
?>
Er zweeft al een tijdje een droom boven het voeteneind.
Hij is duidelijk geïrriteerd en af en toe werpt hij een
steelse blik op zijn horloge. Nu ik hem in de smiezen
heb kijkt hij me vuil aan: Zou je niet gaan slapen? Het
is al laat. Bovendien zet je geen zinnig woord meer op
dat papier en die REM-slaap van jou duurt al zo lang...
Moet ik straks weer m'n hele agenda omgooien.
Hij hangt inmiddels vlak voor me en gele vlekken dansen
voor mijn ogen. De radio springt op Sky-radio. Ik kan
een geeuw niet onderdrukken. Buiten waait de wind de
regen tegen mijn dakraam en dat maakt het onder mijn
deken extra warm. "When your lonely heart has learnt its
lesson..." De droom kijkt me diep in m'n ogen. Voor mijn
neus zwaait nu het horloge heen en weer. Onwillekeurig
volgen mijn ogen het glanzend-gouden voorwerp.
Tik-tak-tik-tak klinkt het in mijn oren. Dan hoor ik
de droom zeggen: "Je valt in slaap..." Mijn ogen worden
zwaar. "Diep in slaap..." Frank Sinatra galmt in m'n
oren. Mijn gedachten drijven weg... Stranden dan op een
onbewoond eiland, ver weg van hier en gaan druk bezig
een vlot te bouwen. Die zijn wel bezig tot
morgenochtend. Voorzichtig drukt de droom het licht uit
en ik val in een diepe slaap.
M'n Glow-In-The-Dark sterretjes knipperen tegen het
felle licht van mijn lamp, als ineens Klaas Vaak op het
raam tikt. Ik kijk op en zijn mond trekt in een scheve
grijns. Ik sla de dekens van me af en loop in m'n groene
HEMA-pyjamaatje naar het tuimeldakraam en duw het een
stukje open. Klaas Vaak ligt wat onhandig op de
dakpannen en lacht door een kiertje naar me. Een beetje
benauwd lijkt het wel. Hij kruipt ietsje omhoog.
"Ik wilde je vragen hoe je de dromen de laatste tijd
vond."
Hij bloost als ik hem vertel dat ze helemaal geweldig
zijn.
"Alleen de naam klopt niet", vertel ik hem.
"Tja", zegt Klaas Vaak. Hij kijkt me verontschuldigend
aan.
"Nou ja, ik moest wat", zegt hij dan, "Ik kon de goede
naam zo gauw niet vinden. Je moet begrijpen, ik word ook
een dagje ouder..."
Ik knik.
"Maar je vindt ze goed?"
Ja, ze waren goed... Roze vooral. En de rozengeur was
goed gekozen. De dromen waren doorspekt met
boterbloempjes, rozengeur en maneschijn en
rondhuppelende dagdroompjes. En de klapzoentjes in de
berm vond ik echt goed gevonden.
"Ik vind ze fantastisch. Vooral die barokke engeltjes
zijn heel speciaal".
Weer krijgt hij een kleur. "Dank je"
Dan geeuw ik. "Poeh, heb slaap..."
Klaas Vaak protesteert als ik het raam weer dichtduw.
Het dringt pas te laat tot me door dat hij aan het
kozijn hangt. Hing. Ik hoor een gesmoorde kreet, een
doffe bons. Langs m'n raam schiet een stel EHBO-elfjes
naar beneden. Ik krab even naar mijn hoofd, maar als het
buiten stil blijft haal ik m'n schouders op en stommel
naar m'n bed. M'n hoofd zakt behaaglijk in m'n kussen,
ik hoor nog een sirene. Dan druk ik het licht uit en val
in slaap.
Opeens komt er uit het hoekje van mijn kamer rook
spuiten. Roze rook. En het ruikt naar... Ja, wat is het?
De geest lacht verontschuldigend.
"De lavendel was uitverkocht, heb toen de FA maar
meegenomen. Die was ook in de aanbieding."
Ik knik begrijpend. Dan stapt hij uit de wolk en met
zijn maatje 49 dreunt dat door de kamer. Als er geen
reactie komt van beneden, fluistert hij: "Eerste klas
genie, op je servies!"
Ik ben onder de indruk.
"Dus jij bent zo'n geest..."
Hij is blauw, groot... Hij moet bukken om zijn hoofd
niet te stoten.
"Zo eentje als in Alladin", voeg ik toe.
Dan word ik wakker.
"Zo eentje die je 3 wensen geeft? Ik bedoel, zo met een
knip van je vinger, zo?"
De geest glundert. Verlegen zegt hij: "Eigenlijk ook wel
zonder knip... Gaat wat moeilijk."
Hij doet het voor. De vingers komen maar met moeite
netjes tegen elkaar, laat staan dat er geluid ontstaat.
"Allemaal lucht", legt hij uit.
Ik begrijp het. Denk ik.
"Maarre... Ik heb 3 wensen, dus?"
De geest staat weer met beide benen op de grond. Deze
keer voorzichtig.
"Ja," zegt de geest, "daar komt het wel op neer."
Weifelend voegt hij eraan toe: "Zo ongeveer".
Ik denk even na.
"Heb je daar een zwartboek voor?"
Verward kijkt hij me aan. Zijn blik zegt "He? Wat?"
Ik leg het uit.
"Ik neem toch aan dat iemand aan bepaalde eisen moet
voldoen, voor hij in aanmerking komt voor een wens..."
Het is even stil.
"Ja toch?"
De geest knikt en stoot zijn hoofd.
"Dat denk ik wel ja... Ja, natuurlijk", zegt hij,
wrijvend over de zere plek.
Ik kijk hem vragend aan.
"Nou kijk... Degene die de wens aanvraagt, die..."
Nu onderbreek ik hem: "Aanvraagt? Hoe aanvraagt?"
Dan legt mijn eerste klas genie uit dat er heel wat
aanvragen binnenkomen: "Ik wou dat ik groter was"
bijvoorbeeld.
"Dat soort wensen sla ik steevast over; ik doe niet aan
wou."
Daar ben ik het mee eens. Ik heb er ook een hekel aan.
"Bovendien," voegt de geest toe, "Bovendien moet je als
je groter wilt worden gewoon wachten, of hormonen
slikken. Daar heb je mij niet voor nodig."
Ik knik.
"Goede grammaticale formulering is zeker een
pluspuntje",
voegt hij nog toe.
"En verder?" vraag ik.
De geest blijkt trots op zijn vak. Hij vindt het
heerlijk dat iemand eens interesse toont voor de hele
rompslomp vóór die 3 wensen. Even denkt hij na.
"Nou," zegt hij dan, "Natuurlijk is karakter heel
belangrijk."
Dan volgt er een opsomming van goede
karaktereigenschappen:
"Geen verkeersovertredingen, een goed gevoel voor humor,
behulpzaam ook wel... Geen seks voor het huwelijk"
Nu protesteer ik.
"Wat heeft dat er nou weer mee te maken?"
Voor ik kan beginnen over de tijd waarin wij leven en
over hoe het dan eigenlijk zit met Bill Clinton,
verontschuldigt hij zich en verbetert hij: "Geen Monica-
praktijken in ieder geval."
Goed. Daar kan ik inkomen.
"En waarom kom ik in het speciaal in aanmerking?"
Hij bloost. Hij plukt aan zijn wijsvinger en dan "PLOEF"
is hij ineens verdwenen. Ik knipper verbaasd met m'n
ogen. Het FA-geurtje hangt nog fris in m'n neus, maar
van de geest is geen spoor meer te bekennen. Dan komt er
een kaboutertje z'n deur uit.
"Stommerd!"
Het pijpje in zijn hand schudt heftig heen en weer als hij
praat.
"Als je één ding niet moet doen, is het een geest vragen
waarom hij jou nou heeft uitgekozen."
As vliegt door de lucht. Ik hoop dat de vloerbedekking
geen vlam vat.
"O." zeg ik.
De kabouter doet achter zich de deur voorzichtig dicht.
Hij pakt een sleuteltje uit zijn zak en draait de deur
op slot. Het gaat verbazend goed op in de plint. Ik had
het daar nog nooit zien zitten. Wanneer de kabouter er
zeker van is dat niemand in zijn huisje kan, komt hij op
zijn korte beentjes aangelopen en klimt hij op mijn bed.
Als hij eindelijk op mijn knie zit en zijn pijpje
opnieuw heeft gestopt, is hij klaar om eens een goed
gesprek met me te beginnen.
"Een beetje voorlichting is hier wel op zijn plaats"
begint hij. Na een lange uiteenzetting over etiquette,
drukt hij me een foldertje in de hand.
"Zo," zegt hij. Maar er volgt niets meer op.
Een tijd lang is het stil. We zijn beiden verzonken in
eigen gedachten.
"Wat had je willen wensen?" verbreekt de kabouter dan de
stilte. Hij kijkt me nieuwsgierig aan.
Een beetje overvallen kijk ik terug. Mijn gedachten
vliegen langs al het onrecht in de wereld. Honger, pijn,
ellende... En ondertussen dwalen mijn ogen van mijn
klerenkast naar mijn bankafschriftenboekje.
"Nou dat weet ik niet hoor..." zeg ik dan en ik voeg
haastig toe: "Daar had ik even goed over na moeten
denken."
De kabouter schudt zijn wijze hoofdje. Het witte baardje
danst op en neer. Dan laat hij zich van mijn knie naar
beneden zakken en klimt weer van mijn bed. Hij wenst me
een goede nacht. Ik knik en doe het licht uit. Een lange
tijd lig ik nog wakker.
Ik zit rechtop in mijn bed en kijk naar m'n nagels. Ze
zijn lang. En dat is zeldzaam. Ze hebben een wit randje
en als ik m'n hand omdraai kan ik van m'n duimen al een
stukje nagel zien.
Het is laat.
Ik moet gaan slapen.
Goed, in ieder geval ga ik nu het licht uitdoen.
Ik wil al uit m'n bed stappen als mijn voet in de lucht
blijft hangen. Ik stop hem terug onder de deken en
concentreer me op het lichtknopje, dat naar boven staat
en het licht aanhoudt.
Ik concentreer me en visualiseer een handje. Het heeft
afgekloven nagels, want het komt uit mijn
onderbewustzijn, maar verder is hij wel okay.
Ik visualiseer een handje en concentreer me op het
knopje. Mijn gevisualiseerde handje zweeft dan langzaam
en met enige arrogantie naar het knopje aan de andere
kant van de kamer. Het steekt haar nagelloze
gevisualiseerde vingertje uit en nadert, nadert, nadert
de knop.
Dan drukt de vinger.
M'n ogen vallen bijna uit hun kassen.
Ik richt al m'n energie op het knopje.
In m'n hoofd duw ik, duw ik...
Dan geef ik het op.
Ik sla enigszins geïrriteerd de deken van me af. Ik stap
uit bed, stamp lichterlijk door de kamer en druk het
licht uit.
Beginnen met een glaasje water. Dat staat in elk new-age
boekje. Op de tast schuifel ik terug naar m'n bed en
stoot m'n teen. Ik doe de radio uit en rol m'n bed in.
De deken is koud.
Vooral rond m'n voeten.
In het donker probeer ik mijn hand te ontwaren.
Ik zie geen aura.
Dan begin ik driftig aan mijn duimnagel te pulken. Even
later bijt ik hem eraf.
Met een voldane glimlach val ik in slaap.
En de wind waait buiten. Een koude wind; het wordt echt
herfst. En door een kier in mijn tuimelraam waait ze
naar binnen, door mijn kamer, wervelt even rond een
tafelpoot en komt dan aan mijn voeten liggen.
"Even maar hoor" zegt ze en ik voel de kou door de deken
heen.
Een rilling loopt over mijn rug omhoog en zet onderweg
alle haartjes overeind.
"Ja, is goed." zeg ik. "Even."
De wind glimlacht.
"Even uitblazen".
Heel even is het stil.
Dan is er een zacht gegrinnik.
"Vat je hem?" zegt ze "Uitblazen."
Ze vindt het erg grappig. Rolt gierend heen en weer.
De kou trekt verder de deken in. De deur klappert.
"Je hebt toch geen last van me, he?" vraagt ze.
En aangezien ze maar één antwoord verwacht, antwoord ik
keurig: "Nee. Nee hoor..."
Ik wrijf m'n voeten over elkaar. M'n tenen tintelen een
beetje.
"Ja weet je?" vervolgt de wind, "Ik ben niet zo geliefd.
Als de herfst komt en ik ga altijd met hem mee... Is een
lange tocht, weet je wel?"
Ze laat een stilte vallen.
Dan herhaalt ze, langzaam en articulerend: "Een lange
tocht?"
Hoopvol kijkt ze naar mij.
Ik trek een scheve grijns.
"Ja, tocht"
"Mensen kijken je er altijd op aan. Terwijl je ook maar
gewoon een natuurelement bent. Bedoel, ik doe toch ook
gewoon mijn werk?"
"Ja, net als de deurwaarder" en ik mompel er nog vaag
een opsomming achteraan, die eindigt met de
belastinginspecteur.
"Nou, dat bedoel ik" zegt ze.
Daar was ik al bang voor.
Ik knik.
De wind zucht en even is het weer stil.
Ik voel mijn voeten bijna niet meer.
Dan ineens vraagt ze: "Hoe lang lig ik hier al?"
Ik kijk op m'n wekker, heb werkelijk geen idee.
"Al meer dan 5 minuten" beantwoord ze haar eigen vraag.
"Ik moet maar eens verder," zegt ze, terwijl ze opstaat,
"anders verlies je je status van wind."
"Als je te lang blijft liggen" voegt ze nog toe.
Ik snap het.
Ik knik keurig.
Ik glimlach.
Dan is ze het raam weer uit.
Ik huiver even.
Langzaam worden mijn voeten weer warm.
Voor alle zekerheid stap ik uit mijn bed en duw het raam
dicht. Dan kruip ik onder de deken. Ik hoor de wind buiten
gieren. Ik trek de deken nog wat verder over me
heen en val dan in een diepe slaap.
Het was 3 voor half 11 en ineens sloeg de vermoeidheid
toe. En de vermoeidheid - in een blauwe overal met in
het borstzakje een loper en in de hamerzak een koevoet -
keek me triomfantelijk aan.
"Je had niks gemerkt, hè?"
Ik wreef over mijn achterhoofd en voelde het kloppen.
"Waar was dat goed voor?"
De vermoeidheid krabte even aan zijn hoofd.
"Het schijnt zo te horen..." zegt hij, "de vermoeidheid
slaat altijd toe"
Ik knikte begrijpend, maar merkte wel op dat hij dat de
volgende keer met iets minder zwaar materieel moest
proberen.
"Hm. Dus die rubberen hamer was toch te hard?"
Ik vond van wel.
"Tja," zei de vermoeidheid, "dat ligt toch een beetje
moeilijk."
Ik trok m'n wenkbrauwen op.
"Hoezo? Waarom?"
De vermoeidheid kuchte even.
"Nou," begon hij, "eerst gebruikte ik een moker"
Ik knipperde even met mijn ogen.
"Een moker." herhaalde ik.
"Ja," vertelde hij, "toen had ik ze gelijk onder zeil.
Daar kon ik inkomen.
"Maar?"
"Maar toen vertelden ze me ineens dat dat de bedoeling
niet was", vervolgde hij, enigszins ontsteld.
"Wanneer de vermoeidheid toeslaat," legde hij uit, "val
je nog niet in slaap, maar voel je je ineens heel zwaar
enzo"
Ik knikte. "En dan val je in slaap."
"Inderdaad, dán pas."
Hij nam me even op.
Ik zat met een stevige hoofdpijn rechtop in bed.
"Maar dit was dus te hard", constateerde hij.
Ja, dit was te hard. Ik voelde onder de hoofdhuid al een
zwelling ontstaan.
"Dit is te hard." beaamde ik.
Toen vroeg de vermoeidheid om alternatieven.
Slaapliedjes en schapen werden gelijk van de hand gewezen,
maar het idee van een free-lance Klaas Vaak
daarentegen, stond hem wel aan.
"Een free-lance Klaas Vaak." herhaalde hij voor zichzelf.
Ja, dat was wel een idee.
Hij bedankte me, pakte zijn rubber hamer op en gaf me
een hand.
"Het was me een waar genoegen." zei hij
En met de woorden "Voorlopig moet het maar even op de
oude manier", gaf hij me een tweede dreun, waarna ik
wegzakte in zoete sluimeringen.
?>
(c)opyright 1999 by Sanne
|